Draaiing
Tekent het beeld van een object onder een draaiing.
De gebruiker selecteert het te draaien object,
het centrum van de draaiing en de
hoek van de draaiing.
Wanneer men het beeld van een punt onder een draaiing
wil tekenen, geldt het eerst gekozen punt als het te
draaien punt.
Aan de hoek kan men op drie verschillende manieren een
waarde toekennen :
- getalwaarde : de hoek wordt in dit geval
uitgedrukt in radialen.
Voorbeelden van getalwaarden zijn :
een willekeurige waarde, een afstand tussen twee punten, de
lengte van een lijnstuk, een coördinaat, een waarde die de
uitkomst is van een DR. GEO-Guile-script, etc. ;
- de grootte van een meetkundige hoek,
gevormd door drie punten :
hier wordt de hoekgrootte uitgedrukt in graden.
Opgelet, de grootte kan in dit geval enkel vallen in
het interval [0 ; 180] ;
- de grootte van een georiënteerde hoek tussen
twee vectoren :
hier wordt de hoekgrootte uitgedrukt in graden. De grootte
van de hoek kan vallen in het interval ]-180 ; 180].
Commentaar of opmerkingen ?
Bent u vrijwilliger om delen van de handleiding te schrijven ?
-> Contacteer Hilaire Fernandes op
OFSET
of
word lid van de mailing list van DR. GEO.